The Canadian is een trein die rijdt over een beroemde route tussen Toronto aan de ene en Vancouver aan de andere kant van Canada. Met name het westelijke deel door the Rockies schijnt spectaculair te zijn vanwege de berglandschappen waar het spoor doorheen loopt. Ik doe het oostelijke deel van Toronto naar Winnipeg, dit traject is met bijna 2.000 kilometer en zo’n 34 uur mijn langste treinreis ooit en grotendeels niet zo bijzonder. Er is een strook bomen weggehaald, er zijn rails neergelegd, klaar.
Aan weerszijden van de route kijk je dus uit op bomen, veel meer zie je niet. Maar gelukkig krijg je ook regelmatig uitgestrekte landschappen met heuvels, naaldbossen, meren en beekjes te zien, die bij zonsopkomst en -ondergang nog mooier lijken dan overdag. En wie goed oplet ziet beren, elanden en zeearenden. Ook heeft the Canadian een speciale coupé met een verdieping die hoger is dan de rest van de trein. Rondom en boven je bevinden zich ramen die alle kanten op uitzicht bieden, zoals in een rondvaartboot, dat alleen al maakt de reis een bijzondere ervaring. Anderhalve dag in een trein doorbrengen is dus minder heldhaftig dan het klinkt.

Achtbaan
Als ik na aankomst het station uitstap, valt het me op dat meerdere grote wegen het centrum van Winnipeg doorkruisen. De hoofdstraat is maar liefst acht banen breed, beide rijrichtingen vier stuks. Dat drukt een stempel op de stad en gaat met name ten koste van de leefbaarheid. Fietsen en oversteken zijn lastig. Terrassen zijn er nauwelijks te vinden, want wie wil er nou koffie drinken naast een achtbaansweg? (Niemand natuurlijk, hoor ik je denken, iedereen wil bier.)
Tussen die grote wegen in lopen lange, rechte straten en is men werkelijk overal bezig met onderhoudswerkzaamheden. Er staan lelijke flatgebouwen, waar op de begane grond winkels en terrasjes zijn weggestopt. Dat is ook een manier om een stad in te richten, maar het mist een zekere aantrekkingskracht en gezelligheid. Je hoort het waarschijnlijk al, als ik een stad in Canada moest aanbevelen, zou ik Winnipeg niet als eerste noemen. Wel heb ik er een aangenaam en betaalbaar appartement gevonden en zijn er genoeg andere dingen die ik doen kan. De was bijvoorbeeld. En een weekje op dezelfde plek blijven is na al het reizen ook niet verkeerd.
Bubbelbad
Met een rugzak vol schone kleren reis ik naar Arborg, waar ik in een werkelijk fantastisch huisje verblijf. Het ontbreekt me aan niets, dus het tegenvallende weer van de eerste dag neem ik voor lief. De volgende morgen is het zonnig en ga ik naar Hecla Island, want daarvoor ben ik naar de regio toegekomen. Op het eiland zijn veel natuur en wandelroutes te vinden, maar ook wolven, al is de kans dat je ze tegen het lijf loopt klein. Na thuiskomst is het de hoogste tijd om een duik te nemen in het bubbelbad op mijn slaapkamer.

Voor ik vertrek uit Arborg ga ik naar de kapper, waar ik geknipt word door een kapster met de naam Darlene. Bucketlistmateriaal.
Het gras bij de buren
De trip gaat verder naar Shoal Lake, zo’n plaats waarvan je je afvraagt waarom mensen er gaan wonen. Of laat ik het zo zeggen, ik kan me niet voorstellen dat de afgelegen locatie, de simpele huisjes, het gebrek aan voorzieningen en de troosteloze aanblik van het geheel woningzoekers massaal weten te overtuigen. Toch wonen er mensen. En is er altijd wel iemand bezig het gras te maaien.

Dat maaien gebeurt met voertuigen, waarvan de grootte niet gerechtvaardigd wordt door het aantal vierkante meters dat ermee gemaaid moet worden. Vol trots en met veel kabaal trekt de eigenaar banen door zijn tuintje, waarbij het moment van de dag geen rol speelt. Of het nou half acht ‘s morgens of ‘s avonds elf uur is, het gazon krijgt aandacht en de hele buurt moet dit weten. Men rust pas als de grasmat er piekfijn bij ligt. Het is overduidelijk, in Shoal Lake wordt grasmaaien als een voorname activiteit beschouwd.
Beertje
Ik ben er voor het nabij gelegen nationaal park Riding Mountain, waar in een gebied van bijna 3.000 km² grasvlaktes (ongemaaid), bossen, meren, wolven, beren en bizons te zien zijn. Dit voorjaar is het echter dusdanig heftig weer geweest, dat grote delen van het park niet toegankelijk zijn vanwege overstromingen, omgevallen bomen en weggeslagen stukken van rij- en wandelroutes. De dag waarop ik Riding Mountain bezoek is het prachtig weer, maar meer dan een paar korte wandeltochten zit er helaas niet in. Als ik na afloop in een restaurant zit, steekt er verderop plotseling een zwarte beer met jong over. Parkwachters hebben de twee allang in de gaten en blokkeren de straat om een confrontatie mens‑beer te voorkomen.

Ook de volgende dag ontkom ik in Shoal Lake niet aan het geluid van grasmaaiers. Het is dus geen ramp het plaatsje te verlaten en terug te keren naar Winnipeg.
Honkbalknuppel
Van daaruit ga ik met The Canadian verder naar Saskatoon. De trein vertrekt pas om half tien in de avond en ik heb een goedkoop kamertje in de stad geboekt, want buiten is het drukkend warm en ik heb geen zin om urenlang met een rugzak in een stationshal te wachten tot ik eindelijk op de trein kan stappen. Per bus ga ik naar het adres dat de verhuurder heeft doorgegeven, maar als ik aanklop – een deurbel kan ik niet vinden – blijft het stil. Ik klop nog enkele keren en daarna probeer ik voorzichtig de deur te openen. Dat lukt zowaar, maar als ik naar binnen stap, tref ik tot mijn ontsteltenis een grote puinhoop in een kleine ruimte aan. De honkbalknuppel naast de voordeur belooft ook niet veel goeds. Heb ik dit werkelijk geboekt? Ik roep of er iemand thuis is en klop hard op de geopende deur, wederom geen reactie. Maar dat hoeft ook niet, want ik heb net als eerder de beslissing snel genomen: wegwezen hier.
Het scheelt dat ik niet vooraf al betaald heb, maar ik vrees dat ik nu alsnog een uur of tien op een station moet doorbrengen. Met tegenzin neem ik de bus terug richting centrum en als ik instap is de chauffeur verbaasd me te zien, want het is dezelfde bij wie ik een kwartier geleden ben uitgestapt. “Kon je het niet vinden?”, vraagt hij. Kort leg ik hem de situatie uit en daarna kan ik plaatsnemen zonder dat ik nogmaals hoef te betalen.
In het centrum loop ik van de bushalte naar het station en al gauw begin ik vanwege de warmte en het gewicht van mijn rugzak te zweten. Als ik langs een hotel kom, is het daarom erg verleidelijk binnen te informeren naar beschikbaarheid en vooral prijzen, en te hopen dat het niet op een tweede domper van de dag uitdraait. Om het verhaal samen te vatten, ik heb een heerlijk middagdutje kunnen doen.
Wat mij opvalt in Canada |
---|
|
De niet-geplande hotelkamer blijkt een klassieker. Een degelijk en saai interieur met bruine en beige tinten en veel houtwerk. Schemerlampen met een goudkleurige standaard. Een alarmklok met radiofunctie. Op het bureau een map met informatie over het hotel en de buurt. Een ouderwets telefoontoestel. Hagelwit beddengoed. Een wastafel in een breed, plastic blad met aan de voorzijde een gleuf waar je tissues uit kunt halen. Een föhn waarvan het snoer in elkaar gedraaid zit. Te veel handdoeken. Drinkbekers verpakt in plastic en op de kop neergezet. En jawel, een bijbel in het nachtkastje. De volle tien punten voor dit hotel!
Buitenaf
De nachttrein arriveert met een vertraging rond het middaguur in Saskatoon. Het station ligt buiten de bebouwde kom en er zijn geen bussen of taxi’s om je de stad in te brengen. Dat wist ik gelukkig van tevoren al, dus ik weet ook dat het ongeveer een kilometer lopen is om een buitenwijk te bereiken waar ik wel een bus kan pakken. Saskatoon maakt een veel betere eerste indruk dan Winnipeg, bovendien wordt er geen gras gemaaid en steken er geen beren over.