Gelukkig is het niet zo warm, is het eerste wat ik denk als ik vanuit het vliegveld bij Panama-Stad de tropische hitte instap. Vervolgens moet ik opdringerige taxichauffeurs op botte wijze negeren, maar dat is een vaardigheid die ik intussen tot in de nopjes beheers. Ik wil namelijk per bus richting stad, dat is een stuk avontuurlijker, en geen taxipiloot die mij op andere gedachten gaat brengen. Het duurt even voor ik de juiste halte heb gevonden, maar met hulp van lokale bevolking kom ik uiteindelijk aan in het oude centrum, op loopafstand van de plek waar ik zijn moet.
Onderweg komt de bus langs het nieuwe centrum van Panama-Stad, dat van afstand met zijn hoge en witte bebouwing aan Dubai doet denken en al ben ik daar nooit geweest, van dichtbij is de gelijkenis waarschijnlijk een stuk minder. Lopend naar mijn accommodatie is er afwisselend rotzooi en orde, kabaal en stilte, drukte en rust, zonder dat die verschillen ver gaan. In het deel van de stad waar ik verblijf, is vooral het aangename te vinden.
Tribune
Na enkele dagen in de hoofdstad rij ik met een huurauto naar La Ermita, een plaatsje aan de kust en in de natuur. De route gaat onvermijdelijk over het Panamakanaal, waar ik bij het bezoekerscentrum stop om de verbinding tussen de Atlantische en de Grote Oceaan te bekijken en als het kan een passerend schip te zien. Het bezoekerscentrum ligt bij de Miraflores sluizen aan de Atlantische kant en er is een tribune voor een beter zicht op het geheel. In de verte naderen twee schepen.

Een groot containerschip gaat door het nieuwe en brede kanaal dat in 2016 werd geopend, maar dat ligt een eind verderop en is daarom moeilijk te zien. Een kleiner schip vaart door het oorspronkelijke deel uit 1914, dat vlak voor de tribune langsloopt. Met behulp van treintjes aan weerskanten wordt het vaartuig de sluizen ingetrokken, waarna de sluisdeuren aan de achterzijde dichtgaan. Vervolgens gaan ze aan de voorkant open en zie je water en schip zakken tot zeeniveau. De hele operatie gaat veel sneller dan verwacht.
File
Als ik mijn reis naar La Ermita vervolg, loopt het verkeer al vrij snel vast. Aanvankelijk is het wisselend rijden en stilstaan, maar dat laatste duurt steeds langer, tot er helemaal geen beweging meer in zit. Ook zijn er geen tegenliggers meer, blijkbaar is de weg volledig geblokkeerd. Daarom herzie ik de begroting van mijn reistijd en neem hierin ik een flinke vertraging mee. Helaas blijkt dit verstandig, want de rit van ongeveer 100 kilometer kost me uiteindelijk 6 uur, waarvan ik 3 uur stilsta op dezelfde plek. Als de boel eindelijk weer op gang komt en ik een paar kilometer verder ben, zie ik aan het machtsvertoon van de politie, de stenen en takken op straat en de her en der nog smeulende vuurtjes, dat protesten en relletjes de oorzaak van het oponthoud zijn geweest.

’s Avonds laat kom ik aan bij mijn verblijf in La Ermita, waar de eigenares me verwelkomt en vertelt dat er morgen onderhoudswerkzaamheden zijn op het terrein. Omdat dit geluidsoverlast kan geven, krijg ik een gratis avondmaal aangeboden, dat zij voor me gaat koken. Om de werkzaamheden te vermijden, vertrek ik de volgende dag op tijd naar Anton de Valle, een mooi plaatsje in de buurt. Als ik terug ben, komt eigenares op de afgesproken tijd met een complete en verse maaltijd geserveerd op een groot dienblad bij me aan de deur. Van het onderhoud heb ik nauwelijks iets gemerkt.
Verdwaald
Als ik terug ben in Panama-Stad en op weg ga naar mijn slaapplaats voor de laatste nacht, kom ik terecht in een bus vol jeugd in schooluniform, die mijn rugzak en mij geamuseerd gadeslaan. Wat doet die gast in onze bus?, hoor je ze denken. De volgende dag vlieg ik naar Mexico-Stad. Vanaf het vliegveld raak ik verdwaald in het metronetwerk van de stad en het helpt niet echt dat mijn telefoon ondergronds geen locatie kan bepalen. Met rondvragen en hulp van andere reizigers weet ik na twee uur en meerdere keren overstappen toch nog mijn bestemming te bereiken.

En die plek blijkt de moeite waard, het gerenoveerde pand van zo’n 300 jaar oud ligt midden in het toeristische centrum, het is er desondanks rustig en alle bezienswaardigheden zijn op loopafstand te vinden. De voornaamste attractie, de oude stad en piramides van Teotihuacan, liggen buitenaf, al zijn ze intussen volledig omringd door voorsteden van Mexico.
Piramide
Om er te komen moet ik eerst naar het busstation, maar als ik de stadsbus instap die mij daar naartoe brengt, ontdek ik dat ik mijn buskaart heb vergeten. De chauffeur doet er gelukkig niet moeilijk over; ik mag gratis meerijden. Op het station neem ik een aansluitende bus richting Teotihuacan, een klein uur rijden.

Ik ben vroeg gegaan, want het wil vandaag bloedheet worden, en als ik arriveer zijn er nauwelijks mensen in Teotihuacan. Op mijn gemak loop ik over een lange, rechte weg langs de ruïnes van de stad en bekijk ik de drie piramides, die nog in goede staat zijn. Teotihuacan werd van ongeveer 500 v.Chr. tot 750 na Chr. bewoond en had op het hoogtepunt zo’n 125.000 inwoners. Welk volk er ooit leefde en waarom de stad verlaten werd is niet duidelijk. Dit maakt het tot een boeiende en wonderlijke ervaring om er te zijn.
Fruit
Vanaf Mexico-Stad reis ik verder naar Jalpan de Serra, een plaatsje bij natuurgebied Sierra Gorda. Vanaf het dorp kun je de uitlopers van dat gebied inlopen en dat is de reden waarom ik er ben. Lopend langs een meer dat overgaat in een rivier leg ik een flinke afstand af. Het is droog en snikheet, in de rivier stroomt zelfs geen water meer, dus ik zie niet veel natuur en nog minder vogels. Enigszins uitgedroogd kom ik terug in Jalpan, waar ik in een eenvoudig restaurant voor de eetlust roerei met cactus en voor de dorst een fles water bestel.
De volgende morgen sta ik bij een halte waar ik op de bus terug naar Mexico-Stad kan stappen. Er komt een man voorbij die een kort praatje met me maakt. Dan wijst hij naar een kar met vers gesneden fruit en vraagt wat ik hebben wil. “Ik trakteer”, zegt hij er achteraan. Ik maak dankbaar gebruik van het aanbod, temeer omdat ik toch al van plan om zelf wat te halen.

Topvorm
De laatste nacht in Mexico-Stad verblijf ik in een wijk nabij het vliegveld. Als ik de volgende dag een bus wil nemen om daar te komen, is het me totaal niet duidelijk welke ik hebben moet. Omdat ik geen zin heb om nog eens een paar uur verdwaald te zijn in het openbaar vervoer van een stad, vraag ik aan twee mannen die verderop staan of zij me kunnen helpen. Een van hen denkt kort na en zegt dan terwijl hij naar een auto wijst: “Ik breng je wel.”
Kan ik dit vertrouwen?, flitst er door me heen. Ja, denk ik meteen daarna. Ik stap in en word vervolgens keurig netjes en helemaal gratis bij de juiste vertrekhal afgeleverd. Als ik incheck voor mijn vlucht naar Cancun, krijg ik ook nog eens kosteloos een zitplaats met meer beenruimte aangeboden. Ik heb geen idee waar ik het allemaal aan te danken heb, maar mochten er meer mensen zijn die mij dolgraag van alles gratis willen geven, ik ben in vorm de laatste tijd.
Regen
Cancun is een bestemming voor massatoerisme, maar gelukkig is het nu geen hoogseizoen en heb ik een plek in een rustig deel van de stad. De witte stranden en het blauwgroene zeewater zijn de moeite waard, maar het regenseizoen is inmiddels overduidelijk aangebroken. Strandbezoek zit er dus niet in.

In Bacalar, dat aan een lagune met eveneens blauwgroen water ligt, heb ik meer geluk. Die ene dag waarop het niet regent, ga ik naar een plek waar een houten loopbrug is aangelegd, het uitzicht is mooi en het water is helder. Heerlijk om erin rond te dobberen. En een kleine opluchting, want zo ben ik niet voor niets naar dit deel van Mexico afgereisd.
Die avond eet ik op een terras, aan de donkere wolken die naderen zie ik dat het gaat regenen nog voor ik om de rekening heb kunnen vragen. Eerst druppelt het wat, maar eenmaal onderweg naar mijn verblijf moet ik schuilen omdat het begint te hozen. Als de bui lang duurt, wil ik verder lopen, want ik draag slippers, een korte broek en een T‑shirt en die drogen wel weer op. Alleen mijn telefoon kan beter niet zeiknat worden. Bij een verkoopster met een broodkar probeer ik duidelijk te maken dat ik een plastic zak zoek om mijn mobiel in te doen, als zij eenmaal doorheeft wat ik bedoel zegt ze enthousiast: “Una bolsa!” Ze overhandigt me een zakje (gratis!) en ik leer er een Spaans woord bij dat ik nooit meer zal vergeten (voor niks!).
De volgende dag keer ik terug naar Cancun, waarvandaan ik richting Nederland vlieg. Op de laatste dag van een zeer geslaagde reis door Zuid- en Centraal‑Amerika regent het onophoudelijk.